zaterdag 30 oktober 2010

Plannen

Voor veel dingen geldt dat plannen maken en de voorpret bijna leuker dan de daadwerkelijke uitvoer, vakantie-voorpret of het 100 keer luisteren van de laatste CD voor je de band live gaat zien. Onderzoek doen blijkt geen uitzondering.

Na een serie testmetingen die niet echt goede resultaten gaven, wist ik niet zo goed welke kant ik nu het beste op kon gaan. Doorgaan met testmetingen in de hoop dat het wel zou lukken maar met het risico een boel tijd te verspillen aan iets wat geen nieuwe informatie oplevert? Of een nieuwe weg inslaan, maar welke dan? Op zo'n moment blijkt het grote belang van goede begeleiders die signaleren dat je ergens een beetje mee worstelt en je twijfels serieus nemen. Gelukkig hebben zij dan juist veel ideeën die mij weer een eind op weg hebben geholpen.

Inmiddels zijn de ideeën van mijn begeleiders wat aan het bezinken en krijg ik ook zelf weer meer inspiratie. Aan ideeën geen gebrek meer. Dan begint misschien wel het leukste deel van onderzoek doen. Niet gehinderd door technische obstakels of lastig te interpreteren verschillen tussen proefpersonen, ben ik vrij om dingen te denken als: "als DIT gaat werken, ben ik de eerste die dit op die manier gemeten heeft!" en "met de resultaten van deze studie kan ik wel 3 papers schrijven! dat is de helft van mijn proefschrift!"

In mijn hoofd klopt het allemaal al... nu de praktijk nog!

maandag 13 september 2010

Beweging voor wetenschappers

Wetenschap is alles behalve een zittend beroep.

Mijn kantoor is in gebouw A, mijn meetopstelling is in gebouw B. Als ik van mijn kantoor naar mijn opstelling wil moet ik in gebouw A de gang uitlopen en de overdekte brug naar gebouw B oversteken. Ik bevind mij dan aan de áchterkant van gebouw B, 1 verdieping onder het lab.
Voor ik echter het lab open kan maken moet ik eerst mijn sleutel activeren. Aan de vóórkant van gebouw B. 2 lange gangen door, trap af, sleutel activeren, trap weer op, 2 lange gangen door, en nog een trap op om uiteindelijk bij het lab te komen.

Nu kan ik mijn opstelling opstarten, de meting voorbereiden en even op adem komen.

woensdag 4 augustus 2010

Vakantie!

De laatste werkdag voor de vakantie:
  • verslagje sturen van mijn bezigheden tijdens de vakantie van mijn begeleider (nog best wat gedaan zo de laatste weken)
  • stapels papier weg gooien (ruimt lekker op)
  • bureau leegruimen (kan de schoonmaak er eindelijk eens bij)
  • koffiemok echt grondig afwassen (dat is nodig ook)
  • out of office reply instellen (laatste handeling voor vertrek)
  • deur dicht trekken en 3 weken lang niet meer nadenken over signalen, meetinstrumenten, figuren, matlab, studenten en onderzoek (heerlijk)
Over drie weken ga ik vol goede moed en inspiratie weer verder.

donderdag 29 juli 2010

Data-analyse

Ik begon al aan mijzelf te twijfelen, maar vanochtend concludeerde ik dat het toch niet alleen aan mij lag. Er klopt iets niet aan mijn data-analyse: ik doe twee keer hetzelfde en krijg twee verschillende plaatjes. Dat kan natuurlijk niet.

Ik weet nog steeds niet wat er mis gaat, maar het was voor mij wel een geruststelling dat mijn begeleider ook 2 uur met een groot vraagteken op zijn hoofd mee zat te puzzelen. We zijn er nog niet uit, maar het was wel eens leuk om niet na een halve blik te horen "oh ja, maar dat komt door die komma en die punt".

Update 30-7-2010
Ik heb de fout gevonden! en met twee regels code aanpassen zijn de resultaten helemaal goed! Wat een motivatie-boost :-)

donderdag 8 juli 2010

25%

Ik zou momenteel op ongeveer 25% van mijn promotie-onderzoek moeten zijn. Een enge gedachte aangezien ik nu niet meer kan zeggen dat ik net begonnen ben met mijn onderzoek. Het afgelopen jaar heb ik dat erg vaak als excuus gebruikt voor nog niet nader uitgewerkte ideeen en plannen. Het was een troostende gedachte: het niet erg is dat je nog geen flauw idee hebt waar je nu eigenlijk mee bezig bent, je bent immers nog maar net begonnen.

Maar ik ben nu dus niet meer net begonnen. Toch heb ik nog steeds eigenlijk geen helder idee van wat ik nu precies ga doen: hoofdstukindeling van mijn proefschrift? congressen die ik wil bezoeken? baanbrekende experimenten? Ik heb echt geen idee. Begeleiders en collega's verzekeren mij dat dit er echt bij hoort en dat het vanzelf wel komt. Zij zullen het wel weten.

Naast mijn collega's en begeleiders heb ik gelukkig nog een objectieve maatstaf om mijn voortgang als PhD student te meten:

Volgens mij gaat het prima:


dinsdag 25 mei 2010

Leren leren

Voor het eerst in mijn studie-carriere sta ik nu ook aan de andere kant van het studeren: niet als leidend (lijdend?) voorwerp maar in de begeleidende vorm. Dat geeft mij een compleet nieuwe uitdaging. 'Mijn' student gaat metingen doen volgens een protocol waar ik al mee begonnen was. Voor mij net zo goed spannend als voor de student. Ik gun 'mijn' student van harte de kik van goede resultaten. Eerlijkheid gebied te zeggen dat ik stiekem zelf ook wel wat voordeel heb van een succesvolle studie.

Deze nieuwe rol geeft mij een lesje 'inhouden'. Bij metingen denk ik uit gewoonte al drie stappen vooruit, ik moet me nu inhouden niet ook voor anderen te gaan denken. Ik realiseer me namelijk ook dat ik die drie stappen vooruit kan denken omdat mijn begeleiding dat een aantal jaar gelden niet voor mij heeft gedaan. Vallen en opstaan. Je vergeet nooit meer een recording te starten als je een keer een set goede data bent misgelopen. Als iemand je altijd helpt herinneren de meting aan te zetten leer je het nooit. En dat is weer iets wat ik nu moet leren.

vrijdag 30 april 2010

Mannetjes

Op de universiteit werken ook een heleboel verschillende mannetjes. Die mannetjes zijn (zelfs op een technische universiteit) onmisbaar. Ze hebben een kastje op wieltjes met allerhande gereedschap erin voor allerhande reparaties: voor een losse tochtstrip of het ophangen van een whiteboard draaien ze hun hand niet om. Verder doen ze kleine verhuizingen van het ene kantoor naar het andere verderop op de gang. Uiteraard kennen de mannetjes een groot deel van de medewerkers en alle medewerkers kennen de mannetjes. Er is een klein mannetje met hele grote ogen achter een bril met jampotglazen, een Turks mannetje met een Twents accent en de baas van de mannetjes stottert. Ook buiten het gebouw hebben ze een grote verantwoordelijkheid. 's Ochtends staan ze met grote regelmaat buiten en zorgen ervoor dat iedereen z'n fiets netjes in de fietsenrekken plaatst.

Als student vallen dit soort medewerkers van de universiteit niet zo op, maar ze doen belangrijk werk. Daarom doe ik mijn best de mannetjes altijd vriendelijk te groeten, vooral als ze 's ochtends in de kou buiten toezicht houden. Want het meest bijzondere aan deze mannetjes is misschien nog wel dat ze altijd vriendelijk en vrolijk zijn.

maandag 19 april 2010

Mijn onderzoek

Ik zou nog een stukje schrijven over wat mijn onderzoek nou precies inhoudt.

Mijn onderzoeksgebied is menselijke bewegingssturing. Eerst wat achtergrond info: mensen sturen hun spieren aan vanuit het centrale zenuwstelsel (de hersenen en zenuwbanen in het ruggemerg). Er gaat niet alleen informatie naar de spieren toe maar in de spieren en gewrichten zitten sensoren die constant informatie terug naar het centraal zenuwstelsel sturen. Die sensorische informatie wordt gebruikt om de motor commando's aan te passen. Op die manier onstaat een gesloten-lus systeem: er is geen begin en geen einde. Dit klinkt misschien vrij simpel maar in werkelijkheid zitten wij toch behoorlijk ingewikkeld in elkaar.

Veel onderzoekers (o.a. mijn begeleiding) hebben technieken ontwikkeld om onze bewegingssturing te 'meten'. Niet alleen bij normale, gezonde mensen maar ook bij mensen die door een neurologische aandoening problemen hebben met bewegen. Daarbij wordt vaak gekeken naar reflexen, een relatief simpele manier van bewegingen aansturen (denk aan de kniepees reflex). Als je goed gaat kijken zijn die reflexen toch best heel ingewikkeld. Zo kunnen wij onze reflexen aanpassen aan verschillende omstandigheden. Denk bijvoorbeeld aan het verschil tussen lopen met een vol kopje koffie of een boormachine stabiliseren. Als je met dat kopje koffie zijn je reflexen slap afgesteld, zodat je soepel meebeweegt met een eventuele verstoring, met die boormachine moet je veel minder meegaand, stijver, zijn, als je dan soepel meebeweegt met een verstoring krijg je nooit een net gat in de muur.

Dat afstellen van de reflexen gaat vanuit de hersenen, en dan komen we bij mijn onderzoeksproject. De koppeling tussen hersenen en spieren wordt in het onderzoek naar menselijk bewegen en reflexen vaak niet meegenomen. Simpelweg omdat het probleem er veel ingewikkelder door wordt. Voor het complete plaatje is het echter wel nodig. Ik ga stappen zetten om de hersenen meer onderdeel van het plaatje te maken. Ik onderzoek de koppeling tussen de hersenen en de spieren. Het doel is om die koppeling te kwantificeren en karakteriseren.

Dat karakteriseren doen we door metingen te doen terwijl proefpersonen simpele taakjes uitvoeren. Ze moeten bijvoorbeeld een constante kracht uitoefenen op een hendel terwijl die hendel heen en weer beweegt, of omgekeerd: ze moeten de positie van de hendel op dezelfde plek houden terwijl we aan de hendel duwen en trekken. Ondertussen meten we de elektrische signalen van de spieren (EMG) en de hersenen (EEG). Dan komt er een wiskundige trukendoos om de hoek kijken waarmee we de verschillende signalen aan elkaar relateren en op die manier de koppeling tussen hersenen en spieren kwantificeren.

Uitdagingen en moeilijkheden zijn er dan genoeg. Die gesloten lus bijvoorbeeld: de koppeling werkt twee kanten op, van hersenen naar spieren en van spieren naar hersenen. Voor een goede karakterisatie moeten die twee paden uit elkaar gehaald worden. Verder zijn de bouwstenen van ons zenuwstelsel erg ingewikkeld (niet-linear) en daardoor lastig in wiskunde te vangen. Er zijn wiskundige technieken nodig die dat aankunnen, die de boel niet oversimplificeren, anders is de karakteristatie natuurlijk niet zo betrouwbaar. Deze uitdagingen geven mij wel genoeg werk voor de resterende ruim 3 jaar van mijn promotie.

woensdag 10 maart 2010

Druk

De tijd vliegt voorbij. Ik ben inmiddels al meer dan een half jaar onderweg met mijn promotie onderzoek. Ik heb al 12.5% gehad. Een vreemd groot getal eigenlijk, zo voelt het helemaal niet. Het voelt nog steeds alsof ik nog steeds bezig ben op te starten. Maar ook niet helemaal. Ik heb een aardig beeld van de literatuur. Ik heb mijn meetapparatuur in de vingers en onder controle. En ik heb een idee van wat voor studies ik allemaal wil doen binnen dit project. Vandaag had ik zelfs een hoera-moment toen bleek dat de ruwe analyse van mijn tweede testmeting plaatjes gaf die best lijken op de plaatjes uit de literatuur. Heel behoorlijk voor de tweede poging.

Al met al krijg ik steeds meer te doen. Waar ik de eerste tijd hele dagen rondzwom in de literatuur, heb ik nu een steeds vollere en afwisselender agenda: metingen, plannen maken, studenten begeleiden, onderwijs volgen, onderwijs geven. De koffiepauze rond een uur of drie sla ik tegenwoordig over omdat er genoeg te doen is.

Ondertussen blijft er weinig tijd over om ook stukjes te schrijven voor op dit blog. Ik maak voldoende mee om verslag van te doen maar voor ik het op een leuke manier op papier weet te zetten maak ik weer wat anders mee en is het stukje wat ik wilde schrijven al niet meer zo relevant. Ik zit nog te broeden op een stukje over waar mijn onderzoek over gaat, maar dat valt nog niet mee. Was mijn afstuderen soms al moeilijk uit te leggen aan de leek, bij mijn promotieonderzoek is het nog veel ingewikkelder. Wordt vervolgd dus...

zondag 14 februari 2010

Het science-evenement

Een tijdje terug kwam de directie van het onderzoeksinstituut met een goed idee. Er moest een science-evenement georganiseerd waarin multi-disciplinair samenwerken gecombineerd werd met een voor wetenschappers onmisbare vaardigheid: projectvoorstellen schrijven. En hoe kom je nou beter op vernieuwende ideeën dan in multidisciplinaire teams van jonge onderzoekers. Alle promovendi van het instituut moesten verplicht hieraan meedoen.

Het is een nobel idee en zo geschiedde. Alle jonge onderzoekers werden ingedeeld in multidisciplinaire teams: chemici, natuurkundigen, werktuigbouwers en electrotechnici, allemaal bij elkaar. Na een ochtend peptalk van de wetenschappelijk directeur en inspiratie van diverse ervaringsdeskundigen moesten wij met een briljant idee komen en dat presenteren in een hippe 'elevator pitch'. In de weken daarna werd het innovatieve idee uitgewerkt in een heus projectvoorstel. Daar begon de uitdaging pas echt. Probeer maar eens 5 totaal verschillende disciplines te verwerken in 1 toepasbare oplossing van een relevant klinisch vraagstuk. Dat moet je vervolgens zo op papier krijgen dat het niet alleen innovatief en multidisciplinair is, maar ook realistisch en economisch rendabel. Verder is zo'n groep niet alleen multidisciplinair, maar ook multicultureel. Iets wat ook weer zo zijn eigen moeilijkheden met zich meebrengt, naast de problemen die je bij elke willekeurige groepsopdracht tegen kan komen. Gedurende het proces ben ik meerdere malen herinnerd aan een cursus die ik ooit heb gevolgd over samenwerken, teamrollen en feedback geven.

Ongeveer 3 dagen voor de deadline zag ik het eerlijk gezegd somber in. Onze wetenschappelijke onderbouwing leek op vier wankele pootjes in plaats van een solide fundament en de definities van de verschillende taken en doelen binnen ons voorstel waren verre van helder. Ik heb de bedenkers en organisatie van dit evenement meerdere keren hartgrondig vervloekt om hun tijdrovende ideeen en opdrachten, maar uiteindelijk komt er veel nog op zijn pootjes terecht. Als alles is ingeleverd moet ik bekennen dat het resultaat beter is dan ik had verwacht. Ook heb ik een hoop geleerd. Over samenwerken (al zal dat nooit mijn hobby worden), over disciplines waar ik nog nooit bij stil had gestaan en over hoe moeilijk het is een voorstel overtuigend op papier te krijgen. Wordt het nu weer tijd voor mijn eigen project: lekker zelfstandig aan de gang met mijn eigen expertise en gelukkig al van financiering voorzien.

maandag 1 februari 2010

Winter op de campus

Net als de rest van Nederland heeft de universiteit last van het winterweer. Als de temperatuur onder nul zakt kan de verwarming in mijn deel van het gebouw de warmtevraag niet aan en zitten we in de kou.
Op weg naar de koffie-automaat trokken sommigen maar een jas aan. Volgens het bericht van het de gebouwenbeheerder kon in overleg met de vakgroepvoorzitters besloten worden om thuis te gaan werken. Om een goed voorbeeld te geven was onze baas als 1 van de als eersten vertrokken.
Ik deel mijn kamer met nog 3 andere promovendi en onze krakende hersenen en rekenende computers genereren nog net genoeg wamte om het uit te houden. Als we de deur dichthouden tenminste; minder gezellig, wel lekker rustig.
Inmiddels lijkt het er op dat de verwarming het weer doet. Maar direct kwam vanochtend weer een verontrustend mailtje binnen: de universiteit heeft geen strooizout meer. Het moet niet veel langer duren...

Update dinsdag 2/2/2010:
De ellende houdt aan: de universiteit zit zonder water